• " "Uw goedertierenheid, HEERE! zij over ons" " Psalm 33 : 22a

Sing-in

Programma Sing-in

 

1. Opening door Ds. T. A. Bakker

 

2. Psalm 103 vers 1, 2 en 11

Loof, loof den Heer', mijn ziel, met alle krachten;

Verhef Zijn Naam, zo groot, zo heilig t' achten;

Och, of nu al wat in mij is, Hem preez'!

Loof, loof mijn ziel, den Hoorder der gebeden;

Vergeet nooit een van Zijn weldadigheden;

Vergeet ze niet; 't is God, die z' u bewees.

 

Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreven,

Hoeveel het zij, genadig wil vergeven,

Uw krankheen kent en liefderijk geneest;

Die van 't verderf uw leven wil verschonen,

Met goedheid en barmhartigheen u kronen;

Die in den nood uw redder is geweest.

 

Looft, looft, den Heer', gij Zijne legerscharen,

Wier lust het is, op Zijnen wenk te staren.

Dat hemel, aard' en zee en berg en dal,

Hoe ver men ook Zijn schepter ziet regeren,

Nu Zijnen Naam en grote deugden eren;

En gij, mijn ziel, loof gij Hem bovenal.

 

3. Gezang 202

Wat vlied of bezwijk', getrouw is mijn God,

Hij blijft aan mijn zij in 't wisselend lot;

moog 't hart soms ook sidd'ren in 't heetst van de strijd,

zijn liefd' en ontferming vertroosten m' altijd.

 

Door 't vleiende woord der zonde belaagd,

door 't kwellend berouw gepijnigd, geplaagd,

zie 'k op tot de Vader om rust voor mijn hart;

dan stilt Hij de stormen en bant Hij de smart.

 

Als God mij vertroost, is 't kruis niet te zwaar,

dan ken ik geen vrees in 't bangste gevaar,

dan win ik al strijdend vertrouwen en kracht

en zing ik mijn psalmen in duistere nacht.

 

Ik roem in mijn God, ik juich in zijn trouw,

de rots mijner ziel, waar 'k eeuwig op bouw.

Ik zal Hem nog prijzen in 't uur van mijn dood,

dan rijst nog mijn loflied: "Zijn goedheid is groot!"

 

4. Bewaar je oog

Bewaar je oog, bewaar je oog

voor wat je ziet.

Bewaar je oog, bewaar je oog

voor wat je ziet.

 

refrein

Er is er Één die op je let,

en die luistert naar gebed.

Bewaar je oog, bewaar je oog

voor wat je ziet.

 

Bewaar je oor, bewaar je oor

voor wat je hoort.

Bewaar je oor, bewaar je oor

voor wat je hoort.

refrein

 

Bewaar je mond, bewaar je mond

voor wat je zegt.

Bewaar je mond, bewaar je mond

voor wat je zegt.

refrein

 

Bewaar je hand, bewaar je hand

voor wat je doet.

Bewaar je hand, bewaar je hand

voor wat je doet.

refrein

 

Bewaar je voet, bewaar je voet

voor waar je gaat.

Bewaar je voet, bewaar je voet

voor waar je gaat.

refrein

 

Bewaar je oog, je oor, je mond,

je hand, je voet

Bewaar je oog, je oor, je mond,

je hand, je voet

refrein

 

5. Psalm 84 vers 1 en 2

Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot,

O Heer' der legerscharen God,

Zijn mij Uw huis en tempelzangen.

Hoe branden mijn genegenheen,

Om 's Heeren voorhof in te treen!

Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen;

Mijn hart roept uit tot God, Die leeft,

En aan mijn ziel het leven geeft.

 

Zelfs vindt de mus een huis, o Heer',

De zwaluw legt haar jongskens neer

In 't kunstig nest bij Uw altaren,

Bij U, mijn Koning en mijn God,

Verwacht mijn ziel een heilrijk lot;

Geduchte Heer' der legerscharen,

Welzalig hij, die bij U woont,

Gestaag U prijst en eerbied toont.

 

6. Samuël hoort ’s nachts een stem

Samuël hoort 's nachts een stem,

hoort een stem, die roept om hem.

Eli heeft hem zeker nodig,

maar zijn komst is overbodig.

Eli, die al bijna sliep,

Eli was het niet die riep.

 

Samuël hoort 's nachts een stem,

hoort een stem, die roept om hem.

Eli, die hem weer hoort komen,

Eli weet, dit zijn geen dromen.

‘t Is de God van Israël,

en Hij roept om Samuël!

 

Samuël hoort 's nachts een stem,

hoort een stem, die roept om hem.

Samuël loopt door de tempel,

Samuël knielt op de drempel.

En daar wacht hij op Gods woord:

Spreek Heer, want Uw dienstknecht hoort!

 

7. Eens brachten de moeders

Eens brachten de moeders,

hun kinderen tot Jezus.

Toen spraken de discipelen:

ga weg van de Heer.

Maar Jezus zag ze henengaan,

en sprak ze o zo vriend'lijk aan:

Laat toch de kinderen

komen tot Mij!

 

8. Gezang 178

Jezus Christus is gestorven,

is verrezen ook voor mij,

heeft de zegepraal verworven

en het leven, ook voor mij.

Aan Gods rechterhand gezeten,

zal Hij nimmer mij vergeten,

maar, uit deernis met mijn lot,

treedt Hij voor mij in bij God.

 

Ruwe stormen mogen woeden,

alles om mij heen zij nacht,

God, mijn God zal mij behoeden,

God houdt voor mijn heil de wacht.

Moet ik lang zijn hulp verbeiden,

zijne liefde blijft mij leiden:

door een nacht, hoe zwart, hoe dicht,

voert Hij mij in 't eeuwig licht.

 

Maar wat lot,'t zij dood of leven,

smaad of eerbetoon, mij wacht,

Jezus zal mij nooit begeven:

ben ik zwak, bij Hem is kracht.

Gunst van mensen, raad van vrinden,

bitt're haat van kwaadgezinden,

hoogte, diepte, vreugd of rouw,

niets ontrooft mij aan Gods trouw.

 

9. Schriftlezing

 

10. Psalm 105 vers 3 en 5

Vraagt naar den Heer' en Zijne sterkte,

Naar Hem, die al uw heil bewerkte.

Zoekt dagelijks Zijn aangezicht,

Gedenkt aan 't geen Hij heeft verricht,

Aan Zijn doorluchte wonderdaan;

En wilt Zijn straffen gadeslaan.

 

God zal Zijn waarheid nimmer krenken,

Maar eeuwig Zijn verbond gedenken.

Zijn woord wordt altoos trouw volbracht,

Tot in het duizendste geslacht.

't Verbond met Abraham, Zijn vrind,

Bevestigt Hij van kind tot kind.

 

11. Psalm 130 vers 2 en 4

Zo Gij in 't recht wilt treden,

O Heer', en gadeslaan

Onz' ongerechtigheden;

Ach, wie zou dan bestaan?

Maar neen, daar is vergeving

Altijd bij U geweest;

Dies wordt Gij, Heer', met beving,

Recht kinderlijk gevreesd.

 

Hoopt op den Heer', gij vromen;

Is Israel in nood,

Er zal verlossing komen;

Zijn goedheid is zeer groot.

Hij maakt, op hun gebeden,

Gans Israel eens vrij

Van ongerechtigheden;

Zo doe Hij ook aan mij.

 

12 Jezus zegt dat Hij hier van ons verwacht

Jezus zegt dat Hij hier van ons verwacht

dat wij zijn als kaarsjes, brandend in de nacht

en Hij wenst dat ieder tot Zijn ere schijn’

jij in jouw klein hoekje en ik in ‘t mijn

 

Jezus zegt dat Hij ieders kaarsje ziet

of het helder licht geeft of ook bijna niet

Hij ziet uit de Hemel of wij lichtjes zijn

jij in jouw klein hoekje en ik in ‘t mijn

 

Jezus zegt ons ook dat ‘t zo donker is

overal op aarde zond’ en droefenis

laat ons dan in ‘t duister held’re lichtjes zijn

jij in jouw klein hoekje en ik in ‘t mijn

 

13.Gezang 217

Komt, laat ons voortgaan, kind'ren,

want d' avond is nabij!

Het stilstaan kan licht hind'ren

in deze woestenij.

Komt, sterkt opnieuw de moed,

de wandelstaf geheven,

om hemelwaarts te streven!

Zo wordt het einde goed.

 

Zij zal ons niet berouwen

de keus van 't smalle pad,

wij kennen de Getrouwe,

die ons heeft liefgehad.

Vest al uw hoop op Hem!

Dat ieder 't aangezichte

ginds naar de Godsstad richte:

daar ligt Jeruzalem!

 

Moog' ons de weg vermoeien,

oneffen zijn de baan,

waar scherpe distels groeien

en telkens kruisen staan:

daar is geen and're weg!

Wij volgen altijd verder

als schapen onze Herder

door struiken heen en heg.

 

Ziet g' een uit zwakheid vallen,

reikt hem de broederhand!

Men help' en schraag' steeds allen,

men snoer' de liefdeband!

Komt, sluit u vaster aan;

in eigen oog de kleinste,

word' elk ook graag de reinste,

op d' af te leggen baan!

 

14. Psalm 119 vers 19

De Heer' is mijn genoegzaam deel, mijn goed;

Ik heb gezegd: "Ik zal Uw woord bewaren".

'k Heb U gebeen met mijn geheel gemoed,

Dat zich Uw heil aan mij mocht openbaren;

Wees naar Uw woord genadig; ai, behoed,

Behoed Uw knecht, en red hem uit gevaren.

 

15. Waarheen pelgrims, waarheen gaat gij?

Waarheen pelgrims, waarheen gaat gij-

't Oog omhoog en hand in hand?

Wij gaan op des Konings roepstem,

Naar ons huis en Vaderland,

Over bergen en door dalen

Gaan wij naar die blijde zalen

Gaan wij naar die blijde zalen

Van Gods huis in ’t Vaderland. (bis)

 

Storm en duisternis bedreigt u;

Zijt daartegen gij bestand?

Waarom zou ons harte vrezen,

Wand'lend aan des Heeren hand?

Jezus Zelf zal voor ons strijden,

En door storm en nacht ons leiden

En door storm en nacht ons leiden,

Naar Gods huis in 't Vaderland. (bis)

 

Zegt ons, pelgrims, wat verwacht gij

Als uw deel aan 't beet're strand?"

Koningskroon en priesterkleding

Wacht ons uit des Heilands hand,

God, de Heil'ge, Ongeziene,

Zullen wij met d’eng’len dienen

Zullen wij met d' eng'len dienen

In der eng'len huis en land (bis)

 

"Pelgrims, zegt ons, mogen wij ook

Met u trekken naar dat land?"

Komt, weest welkom, volgt ons allen,

't Oog omhoog en hand aan hand.

Bij der eng'len vreugdezangen,

Zal ons Jezus Zelf ontvangen

Zal ons Jezus Zelf ontvangen,

In Gods huis in 't Vaderland. (bis)

 

16.Sluiting door Ds. T.A. Bakker

  • © hersteld hervormde kerk 2025